Methode en lesmateriaal

De methode

De IF methode richt zich op het efficiënt aanbrengen van een wetenschappelijk concept door rekening te houden met en gebruik te maken van preconcepten. De leerkracht gebruikt hiervoor activerende werkvormen en dialoog.

Preconcepten

In een poging de wereld om ons heen te begrijpen, nemen we denkbeelden aan die een logische verklaring geven voor verschijnselen of gebeurtenissen. Deze denkbeelden of preconcepten komen echter niet altijd overeen met de wetenschappelijke concepten.

De preconcepten zitten verankerd in ons denken: van nature werken we nieuwe informatie bij zodat het past binnen onze preconcepten. Bij de introductie van wetenschappelijke concepten is het daarom van groot belang om rekening te houden met de preconcepten van leerlingen. Het volstaat niet om te zeggen dat hun preconcept fout is, en dat maar beter het wetenschappelijk concept kan worden overgenomen.

De tafel van IF

Schematische weergave van de methode

Zoals een tafel ondersteund wordt door poten, zo wordt ons wereldbeeld ondersteund door verschillende concepten. In de initiële situatie zijn er zowel rechte poten (wetenschappelijke concepten) als scheve poten (preconcepten) – de tafel staat wankel. Verschijnselen en fenomenen worden maar half of zelfs wetenschappelijk verkeerd verklaard.

Idealiter staan alle poten recht onder de tafel en staat de tafel stabiel. Om dit na te streven gaan we na welke poten er scheef staan (1), richten we onze aandacht op één ervan (2), en kloppen we er eens goed op los (3). Pas daarna gaan we op diezelfde plaats een nieuwe rechte poot onderzetten (4), die we stevig vastzetten (5), waarna we de stabiliteit van de tafel testen (6).

De zes fasen

Voordat het wetenschappelijk concept wordt aangereikt dient aandacht te worden besteed aan de aanwezige preconcepten. Doorheen de eerste drie fasen worden leerlingen geconfronteerd met hun ideeën en de beperkingen ervan om bepaalde fenomenen te verklaren:

  1. Wakker maken: De preconcepten achterhalen;
  2. Identificeren: Het specifiek benoemen van één bepaald idee;
  3. Schudden: Het preconcept aan het wankelen brengen;

Pas hierna wordt het wetenschappelijk concept aangereikt en verder uitgediept. Dit gebeurt tijdens de laatste drie fasen van Ideeënfabriek:

  1. Introduceren: Wetenschappelijk concept aanreiken;
  2. Vastzetten: Wetenschappelijk concept verder ontdekken;
  3. Gebruiken: Uitdagende problemen oplossen.

De rol van de leerkracht

Doorheen de fasen zal de leerkracht verschillende rollen moeten aannemen, maar centraal staat het achterhalen van de ideeën en redeneringen van de leerlingen via dialoog:

  • Als geïnteresseerde gesprekspartner zonder oordeel;
  • Als gespreksbegeleider die samenvat wat er wordt gezegd;
  • Als kritische denker die problemen voorschotelt;
  • Als tolk van de wetenschappers;

Dit maakt de methode uitdagend, maar ook net interessant om te gebruiken.